die dreigroschenoper...
Die�Dreigroschenoper is een theaterwerk uit 1928 van de schrijver Bertolt Brecht en de componist Kurt Weill. Beiden hebben aan dit stuk een belangrijk deel van hun bekendheid te danken. Het stuk is gebaseerd op een opera uit 1728, de Beggar’s Opera, waarvan John Gay de tekst had geschreven. Weills muziek staat in tegenstelling tot Brechts tekst geheel los van het oorspronkelijke stuk.
De Driestuiversopera is ondanks zijn titel geen opera in engere zin, maar een toneelstuk met 22 afzonderlijke zangnummers, die door toneelspelers gezongen kunnen worden en waarvoor dus geen geschoolde operazangers nodig zijn. Die Moritat von Mackie Messer is het bekendste lied uit de Driestuiversopera. Het stuk was bedoeld als sociale kritiek, waarbij de Londense onderwereld model stond voor het kapitalisme. Het stuk kreeg, zeker ook dankzij de jazz-achtige muziek van Weill, uiteindelijk vooral het karakter van een parodie.
Het stuk speelt zich af in de penose van de Londense wijk Soho, waar Macheath, alias Mackie Messer, omgang heeft met Polly, de dochter van bedelaarskoning Peachum en tegen diens zin met haar trouwt. Peachum probeert Macheath aan de galg te brengen. Macheath belandt in de gevangenis en ontsnapt dankzij zijn relatie met Lucy, dochter van de politiechef. Peachum wordt woest en dreigt met een massale opkomst van bedelaars tijdens de kroning van de koningin. Brown wordt hier zo bang van dat hij Macheath alsnog laat oppakken. Macheath dreigt op het einde dan echt terechtgesteld te worden, maar krijgt op het laatste moment gratie van de koningin en wordt tot adel verheven. Daarmee wordt benadrukt dat het alleen een toneelstuk is.
De Driestuiversopera was zowel in Duitsland (waar hij door de nazi’s verboden werd) als daarbuiten zeer populair. Hij werd in achttien talen vertaald, waaronder het Nederlands, en maakte als de Threepenny Opera furore op Broadway. De eerste van zeven Broadway-producties ging twaalf keer in 1933. De eerste Nederlande Driestuiversopera ging al op 14 september 1929 in premi�re in een opvoering van het Oost-Nederlands Toneelgezelschap en een vertaling van August Defresne.
(Bron: Wikipedia)